Soorten passen zich aan aan een veranderend klimaat
De opwarming van de aarde heeft niet alleen gevolgen op het land, maar beïnvloedt ook het leven in zee. Omdat oceaanwater opwarmt, krijgen veel soorten te maken met temperaturen waar ze niet goed tegen kunnen. Om te overleven, trekken ze naar gebieden waar de omstandigheden beter zijn. Vaak betekent dit een verschuiving verder richting de polen of naar grotere dieptes in de oceaan.
Deze verplaatsingen zijn inmiddels wereldwijd zichtbaar. Ze hebben gevolgen voor mariene ecosystemen, commerciële visserij en internationale samenwerking.
Temperatuur is een bepalende factor
De temperatuur van het zeewater bepaalt in hoge mate waar soorten kunnen leven. Iedere soort heeft een zogenoemd thermisch optimum: een temperaturen waarin het dier zich goed kan voortplanten en voldoende voedsel vindt. Als het water te warm wordt, zoeken soorten hun toevlucht in koelere gebieden.
De temperatuur van het zeewater stijgt wereldwijd gemiddeld met iets meer dan 0,1 graad Celsius per 10 jaar. In sommige regio’s gaat de opwarming nog sneller, zoals in delen van de Noord-Atlantische Oceaan.
Naast temperatuur spelen ook andere factoren mee, zoals de beschikbaarheid van voedsel (bijvoorbeeld plankton), het zuurstofgehalte en de zuurgraad van het water. Deze kunnen op hun beurt ook veranderen door klimaatverandering.
Verschuivingen in kaart gebracht
In veel delen van de wereld zijn de afgelopen decennia duidelijke verschuivingen waargenomen:
- In de Noordzee zijn soorten als schol en tong noordwaarts opgeschoven, net als bepaalde haringsoorten.
- Atlantische makreel wordt tegenwoordig in grotere aantallen aangetroffen rond IJsland.
- Planktonsoorten, die essentieel zijn als voedselbron voor veel vissen, zijn ook aan het verplaatsen, wat gevolgen heeft voor de gehele voedselketen.

Effecten op ecosystemen
De verschuiving van soorten leidt tot verstoringen in bestaande ecosystemen. Predatoren kunnen hun prooien verliezen als ze zich niet even snel verplaatsen. Daarnaast vestigen zich in sommige gebieden nieuwe soorten, wat leidt tot concurrentie met de oorspronkelijke bewoners. In sommige gevallen ontstaan er geheel nieuwe voedselrelaties.
Voor tropische soorten is de situatie extra kwetsbaar. In tegenstelling tot soorten in gematigde zones, hebben zij vaak geen koelere gebieden om naartoe te verhuizen. Hierdoor dreigen lokale uitstervingen, vooral in ecosystemen zoals koraalriffen.
Economische en politieke gevolgen
De veranderingen in soortverspreiding hebben ook directe gevolgen voor de visserij. In Europa leidde de toename van makreel rond IJsland tot conflicten over visquota met andere landen. Dit benadrukt hoe belangrijk het is om visserijbeleid aan te passen aan veranderende omstandigheden.
In Nederland merkt de sector verschuivingen in vangstgebieden en opbrengsten. Vissers moeten zich aanpassen aan nieuwe migratiepatronen van vissoorten. Tegelijkertijd roept dat vragen op over duurzaamheid, quota en internationale afspraken.
Noodzaak tot flexibel beheer
Het is duidelijk dat de veranderingen in zee niet tijdelijk zijn. Klimaatverandering zal de komende decennia blijven doorwerken. Daarom pleiten wetenschappers voor een flexibeler en adaptief visserijbeheer. Dit betekent dat beleid regelmatig moet worden aangepast op basis van de nieuwste ecologische data.
Nieuwe technieken, zoals het meten van DNA-sporen in zeewater (eDNA), maken het mogelijk om veranderingen sneller op te sporen. Ook satellietmetingen en automatische sensoren helpen bij het volgen van temperatuur en soortendynamiek.
Tot slot
De verschuiving van mariene soorten is een duidelijk en meetbaar gevolg van klimaatverandering. Het vraagt om voortdurende wetenschappelijke monitoring, maar vooral ook om politieke en economische aanpassing. Alleen door internationale samenwerking en wetenschappelijk onderbouwd beleid kunnen we biodiversiteit behouden en de visserij toekomstbestendig maken.